Ik durf het bijna niet te vragen

…maar zou iemand misschien iets lulligs kunnen zeggen over de dood van Theo van Gogh? Iets wat absoluut niet door de beugel kan? Over de joodse lobby ofzo, die nu weer dwepend de kranten vult en snikkend op tv verschijnt, omrollend in het lijden onder de dood van iemand die ze nooit hebben gemogen? Zo lullig dat Theo van Gogh het gezegd zou kunnen hebben. Bijvoorbeeld.

Black Rebel Motorcycle Club

Het was vooral black. Maar dat lag aan de vierkante doos waarin we onszelf gepropt hadden.

Was het rebel? Was het rebel? Ik denk dat de hele Melkweg zo graag rebel wilde zien dat dat bij voorbaat moest mislukken.

Misschien was het vooral een motorcycle club… Ook leuk.
Ze raasden door, soms mochten ze maar 80 en dan was het een beetje van hoelaatisheteigenlijk. Maar we eindigden ergens op een rulle zandroute zonder enig spoor van verkeersregels. Dat maakte alles goed.

En ik stond vooral langs de kant.
Waar ik ook sta, ik sta langs de kant.
‘Hier is het gangpad’ is mijn middennaam.

Parade

Als je naar de Parade gaat zie je hoe het zou zijn als heel Nederland links zou stemmen. Iedereen is blij en gunt elkaar van alles. Twee kleuren haar en een paarse doorkijkbroek, en daar moeten twee jongetjes dan pappa tegen zeggen. Moet allemaal kunnen. En natuurlijk betalen we allemaal vijf euro voor een kopje verse muntthee, want daar kun je mee gezien worden.

Het motto van de Parade is vooral: vroeger was de Parade veel leuker. 10.000 mensen kunnen je zo vertellen dat er een paar jaar terug nog bijna nie-mand was. Behalve zij. Geen WCs en geen eten en drinken, nou dat was het hoor. Helemaal 1 met het gras langs de Zuidas.

Onwaarschijnlijk leuk allemaal. Wat alleen misschien wat minder is, is dat we gingen nu het nog kan. Parade-publiek is 1 ding, Parade-publiek dat nog een keer gaat – nu het nog kan – is een tweede. Dat weet al wanneer het hard moet lachen en waar ze hun nacho’s moet halen. Daar kun je nooit tegenop. Mijn poging tot het halen van een bakje nacho’s loopt bijna uit op een handgemeen. Kennelijk zijn in mijn afwezigheid de afgelopen week allerlei ongeschreven regels ontstaan. Zoals het nooit vragen om een bakje nacho’s aan een houten bar waar Nacho’s op staat. Weet ik veel.

Black box

Mijn stereo en videorecorder doen het best goed. Ze zien er ook niet heel stom uit. In elk geval bevinden alle knopjes zich op logische plekken, waardoor ik er verder niet al te uitgebreid hoef na te denken als ik iets wil opnemen. Ik heb een klein huis, maar de video en stereo hebben nooit tot knelpunten in de inrichting geleid. In tegenstelling tot de koelkast en wasmachine. Die staan heel erg in de weg.

Binnenkort moeten ze weg: video, stereo en misschien nog wel veel meer. Dan is er voor iedereen Wifi. “Een klein zwart doosje” wordt het, met een zendertje erbij. Waarom het zwart moet zijn, dat heb ik nog nergens kunnen lezen. Misschien dat de techniek over een paar jaar wel zo ver is dat ze ook gele hebben, of rode.

Het is onmetelijk handig, dat Wifi. Iedereen is enthousiast: je hebt met dat zendertje altijd en overal supersnel toegang tot muziekjes, films, je computerbestanden, internet enzovoorts enzovoorts enzovoorts. Alles waar je normaal niks mee te maken hebt omdat je bijvoorbeeld op vakantie bent, dat kun je gewoon opvragen. En thuis hoef je ook niet meer van apparaat naar apparaat te lopen. Gelukkig maar!

Ik vind internetten, muziek en film alledrie heel leuk. Zo leuk dat ik het al die jaren niet erg vond om er een beetje moeite voor te doen door er een apart apparaat voor aan te schaffen. Dat hoeft nu allemaal niet meer. Alles wordt steeds beter toegankelijk, zo blijkt maar weer. In de toekomst zal alles altijd steeds toegankelijker worden voor iedereen (in bezit van Wifi). In hapklare brokken krijgen we alles wat we ooit hebben opgeslagen netjes vacuum verpakt op ons bord. Alleen dat alles, dat blijft aldoor hetzelfde. Muziek, film, internet: misschien is het tijd voor iets nieuws? Iets wat niemand nog bedacht heeft! “The medium is the message”, schreef Marshall McLuhan in de jaren 60. Mmmmmm…. Onze nabije toekomst:  een klein zwart doosje.

Verschenen in ConneXie, tijdschrift voor telecommunicatie
Oktober 2002 (maandelijkse column 2001-2003)

 

Eiland

Op ‘Norfolk Island’  – ergens tussen Australië en Nieuw-Zeeland –  hebben ze besloten dat je niet meer mobiel mag bellen. Ze hebben er genoeg van, de 1100 bewoners van het mini-eiland. Ze koesteren het verleden, en terecht: het was vroeger de plek waar gevangen naartoe werden verbannen. Rechtschapen mensen dus, die noorfolkers. En dat willen ze graag zo houden. Ze vinden mobiel bellen bovendien slecht voor de gezondheid en hinderlijk op straat en in restaurants. Dus dat is vanaf nu verboden. Het Norfolk Island is straks officeel GSM-vrij gebied.

Ik kan er ergens wel inkomen. Je hebt soms zo’n dag: je bent al moe en hebt geen zin om te werken…en dan steekt er ineens een hond over. Dwars door rood. Jij remmen. ‘Het moet verboden worden. Honden op straat’, denk je op zo’n moment.  Op deze manier zijn er veel momenten geweest dat ik kinderen, tafels, rode wijn, muggen en frituurpannen zou willen verbieden. Allemaal om andere redenen. Je kunt echt een hekel aan iets hebben soms.

Ik vraag me af wat die telefoons de bewoners van Norfolk Island hebben aangedaan. Je bent al moe en hebt geen zin om te werken….en dan loopt iemand langs met een gsm! Ik zie het toch niet helemaal hoor. Er moet iets anders aan de hand zijn. Het persbericht verkondigt: “Op het eilandje (…)heerst nog steeds de sfeer van het verre verleden: er zijn geen fastfoodrestaurants en kansspelen en prostitutie zijn er niet”. Saaie types dus, die eilandbewoners. Worden vast nooit gebeld ook. Dus als er dan een vrolijke toerist langsloopt met een telefoon, dan wil je natuurlijk uithalen. Pure jaloezie.

Ik ben benieuwd wat er gebeurt als je toch besluit om mobiel te bellen op Norfolk, of als je net doet alsof. Misschien moet je de rest van je leven wel daar blijven dan. Tussen de nazaten van criminelen. Voor straf.

Verschenen in ConneXie, tijdschrift voor telecommunicatie
Augustus 2002 (maandelijkse column 2001-2003)

 

 

Schreeuwen of fluisteren

Tegenover me in de trein zit een meisje van een jaar of 15. Ze zit druk te essemmessen. Zoveel is duidelijk. Ik denk dat het over mij gaat. Ik weet het bijna zeker. Ze kijkt geniepig naar mijn schoenen en begint dan weer heftig te typen. Terwijl ze wacht op antwoord probeert ze haar lachen in te houden door strak uit het raam te blijven kijken. Ze leest gretig de antwoorden van iemand die ik nog nooit heb gezien maar die desalniettemin besloten heeft dit uur van zijn of haar leven in het teken te stellen van het beledigen van mijn persoon. Het meisje tegenover me voelt zich met elke tegen-SMS gesterkt in haar mening en lacht me steeds breder uit.

Essemmessen in gezelschap. Mag dat? Ik doe het ook wel eens, maar eigenlijk vind ik het niet kunnen. Het komt er toch op neer dat mensen – A – iets vreselijks zeggen dat over jou gaat of – B – iets leuks zeggen dat niet over jou gaat. In beide gevallen is het niet voor jouw oren bestemd. Als iemand zo’n geheime boodschap op een klein schermpje intoetst is het alsof ze hun beide handen strak om iemand oor klemmen en door een heel klein gaatje hele grote woorden persen.

Dit in tegenstelling tot mensen die hun mobiel gebruiken om te bellen. Oftewel: de dertig-plussers. Ik heb het geprobeerd en wat blijkt: je kunt gewoon op normaal volume praten door een GSM. Geen enkel punt. Ik denk dan ook dat mensen die schreeuwen in een apparaat dat om een andere reden doen. Het zijn namelijk mensen die tegen fluisteren zijn. Mensen die vinden dat wat zij denken voor iedereen belang heeft. Het zou een groot gemis voor de buitenwereld zijn als die niet wist dat ik weer zo’n last van hooikoorts heb, denken ze.

Misschien heeft het iets met LPF-stemmers en de ‘achterkamertjespolitiek’ te maken. Met paars, ‘the happy medium’, is ook het normale praten vergaan. We mogen nu alleen nog kiezen tussen extremen: je bent voor achterkamertjespolitiek of je bent er tegen zoals je nooit eerder in je leven tegen iets was. Je essemmest of je schreeuwt. Je kiest een vorm van fluisteren waar de Staatspolitie in haar gloriedagen niets bij was of je kiest een Amerikaans stelsel dat nog een persbericht uitdoet als de president allergisch voor karnemelk blijkt.
Mag ik in het midden alstublieft?

Verschenen in ConneXie, tijdschrift voor telecommunicatie
Mei 2002 (maandelijkse column 2001-2003)

 

In Vrij Nederland

Column over ‘Herinneringsmanie’, in Brandende Kwesties

 

Gepubliceerd: 12 februari 2000

Gepubliceerd: 12 februari 2000

Fotograaf: Hazel Ling

Femke Schavemaker

Femke Schavemaker (1973) werkt als copywriter/creative director en columnist. Ze was voorheen o.a. creatief directeur bij LBi. April 2017 verscheen haar debuutroman Karkas. Femke groeide op in Zoetermeer en vertrok naar Amsterdam om filosofie te studeren. Later volgde ze enige tijd de schrijfopleiding aan de Rietveld Academie.